Als het leven mij toelacht

Als het leven mij toelacht

Als het leven mij toelacht,
ervaar ik het einde als de eeuwigheid.

Als de dood naar mij knipoogt,
glimlach ik terug: jóuw tijd is al gekomen,
míj krijg je nog niet.

Als de dood haar blik op mij werpt,
geef ik mij over en verdwijnt het licht,
het leven uit mijn ogen.

Als de dood bij mij langs komt,
weet ik waarvoor en waarom.

Het leven stuwt mij
onnavolgbaar in haar richting:
met dodelijke precisie ga ik op haar af.

Altijd een metgezel

Altijd een metgezel

In het leven
heb ik altijd
een metgezel.

De dood volgt mij, waar ik ook ben.
Waar ik ook ben, zij volgt mij daar.

Ben ik vrolijk?
Lach ik haar toe:
‘Jij volgt mij toch?
Kom dan maar mee!’

….

Tot op een dag,
dan volg ik haar:

Ben jij mijn stem,
zeg jij waar te gaan?

Kijk ik om
en heb een lach
naar het leven.

Mierennest

Mierennest

Mijn hoofd is een mierennest.
Talloze gedachten
krioelen door elkaar,
schijnbaar doelloos van hier naar daar.
Zonder richting en enige zin
heeft elk toch haar bestemming.

De tegenstelling buiten ’t nest,
ordelijk en doelbewust
marcheren zij naar hun
einddoel toe om dan, zwaar beladen
met hetgeen zij konden dragen,
terug te keren naar hun oorsprong.

Uit de chaos waaruit zij ontsproten
wordt hun doelgerichtheid tot doelloosheid.

Vermoeid leg ik mij neer

Vermoeid leg ik mij neer

Ik leg mij neer,
moe van alle liefdeloosheid,
onverschilligheid en haat,
waarmee mensen hun weg gaan …
Weg gaan.

Ik leg mij neer,
moe van alle waandenkbeelden,
illusies, luchtkastelen,
die mensen elkaar opdringen …
Dringen.

Ik leg mij neer,
moe van alle haast en drukte
vluchtwegen die mensen gaan.

Ik leg mij erbij neer,
en vlucht.

Dwalen

Dwalen

Dwalen wil ik, zien waar mijn voeten gaan.
Gaan waar ik nog nooit eerder ben geweest,

jou ontmoeten die ik nu nog niet ken.
Jou, mij niet omarmd, in mijn hart sluiten.

Ik, mij toevertrouwend aan de aarde.

Grensreiziger

Grensreiziger

Ik bewaak de grens van hier en nu.
Grens tussen het land ‘ergens en toen’
en het rijk van ‘nergens en straks’.

Als wachter ben ik niet in het ene land,
maar ook ben ik niet in het andere rijk.

Ik hoor verhalen van al die reizigers,
van wat is geweest. En de verwachting
van wat nog komen zal.

Passanten nemen mij mee op hun tocht,
Hun belevenissen, herinneringen.

Die reizigers zijn louter ergens, nergens.
Slechts een enkeling is, als ik, hier en nu.
Hij komt nooit nergens, is alleen hier en nu,
wordt grenswachter en mijn reisgenoot.

Niet meer ouder

Niet meer ouder

Op een dag gebeurt het
dat ik, vroeger of later,
niet meer ouder word.

Op die dag,
als ik niet meer ouder word,
blijf ik altijd degene
die ik ben.

Dan, als ik blijf die ik ben
leef ik voort in jouw
herinneringen en daden.

Juist op die dag
dat ik alleen maar
een herinnering lijk te worden,
blijf ik leven, in jou, in anderen
voor eeuwig.

Dan, in jou, in anderen,
word ik weer ouder
en blijf ik niet meer die ik was.

Een toekomst

Een toekomst

Geen toekomst
staat geschreven.

Geen verleden
is geschreven.

Alleen nu.
Alleen maar nu.
Alleen maar … ?

Nu, dit ogenblik,
is het enige ontmoetingspunt
van verleden en toekomst.

Alleen in het nu
heeft de toekomst een verleden.

Alleen in het nu
kijkt het verleden vooruit.

In dit moment is geen verleden.
In dit moment is geen toekomst.

Nu bestaat alleen
uit verleden, uit toekomst.

Eeuwig nu

Eeuwig nu

Nu
is alleen
maar dit moment.

Nu
is niet gisteren,
niet wat is geweest.

Nu
is niet morgen,
niet wat komen zal.

Nu
is zelfs niet
vandaag.

Nu
is alleen
maar dit moment.

En als wij bij
straks zijn aangekomen,
is het ook weer nu.

Nu,
Het is
atijd nu.

Nu is
een eeuwig-
durend moment.