17. Blog Nieuw-Zeeland:ย Abel Tasman National Park – De vakantielokatie voor veel Nieuw-Zeelanders
08/10-01-2023
Ik heb hier in het Abel Tasman National Park nogal wat meegemaakt, vandaar dit keer een wat langere blog.
Het Nationale Park (het kleinste van alle Nationale Parken) waar ik deze dagen verbleef is genoemd naar de ontdekker van Nieuw-Zeeland, de Nederlander Abel Tasman. Hij was dan ook degene die het Nieuw-Zeeland noemde, naar de provincie Zeeland in Nederland. Dat er hier in Nieuw-Zeeland, net als in Zeeland, veel door land gescheiden water is (of andersom), had hij goed gezien.
Een mens maakt toch wat mee – Waar ik nu toch belandde …
Vol goede moed was ik ’s ochtends dus met droog weer uit de Marlborough Sounds vertrokken naar mijn volgende bestemming, het Abel Tasman National Park. De wegen waren goed, de uitzichten verrassend en ik had plezier in de dag. De zon brak zelfs nog even door. Zo ongeveer halverwege zou ik in Nelson aankomen, een best wel grote plaats waar ik benzine en wat levensmiddelen wilde inslaan, een paar laatste dingetjes waar in niet zonder wilde komen te zitten de volgende zes dagen. Ik wist alleen nog niet waar precies, dat moest ik nog uitvogelen.
De temperatuur was zo’n 23 graden in Nelson en in het gemoedelijke centrum vond ik een gezellig cafeetje voor koffie ‘met’ (ontbijten en lunchen kon er ook, maar die had ik maar overgeslagen). Met de uitstekende telefoon- en internetontvangst ter plekke zat ik heerlijk op het terras m’n laptop te synchroniseren met de verhalen op m’n mobiel en wat mailtjes te beantwoorden. Tot zover alles rozegeur en zonneschijn.
In het Abel Tasmanpark had ik drie dagen geboekt op een camping in het hartje van het park, te bereiken via een 11 km lange, smalle gravelweg. De weg was smal en werd smaller en de regen begon hier inmiddels ook weer te vallen, maar desondanks genoot ik van m’n rit. Weliswaar werd die weg geflankeerd door talloze borden dat het terrein aan weerszijden van de weg ‘Privat Property’ is en dat de passant dringend en duidelijk werd gemaand weg te bliiven, maar dat mocht mijn pret niet drukken. Echter, enkele kilometers voor het beoogde reisdoel stuitte ik op een wel erg grote (en diepe?) plas over meer dan de breedte van de weg. De grootte was te zien, de diepte niet – in de verste verten niet. Ik ben dus gekeerd (ja toch weer, en ja dat kan ik op een smalle weg ๐) en teruggereden. Ik had het laatste stukje ook wel een paar borden gezien dat bezoekers welkom waren op het land en evenemententerrein ‘Canaan Downs’ (zo heette de camping ook) mits na afstemming met en toestemming van de boer. Dat klonk alvast wat toegankelijker maar ook verwarrend, maar wat lette mij zijn land op te rijden en hem gewoon te vragen of hij nu de camping had of dat dat toch anders zat. Ik trof hem, twee andere mannen en een vrouw aan rond een net aangemaakt houtvuur naast de schuur. Nee, voor de camping zou ik door moeten rijden tot het eind van de weg en toen ik meldde dat de weg was geblokkeerd en ik bovendien een naamgenoot van hem bleek te zijn, mocht ik ook wel op zijn evenemententerrein (!) overnachten, hij had ruimte genoeg en ook toiletten en stromend water (koud). Die camping was dus echt niet luxer ๐. Daar stond ik dan dus, naast een afdak waaronder een houtoven en een aantal tafels en had ik toch zomaar heel veel mogelijkheden om een eigen ambachtelijke pizza in elkaar te flansen. Wie krijgt nou zo’n kans tijdens z’n vakantie?
Intussen zag ik diverse auto’s ook richting de camping aan het einde van de weg rijden en even later onverrichter zake terugkeren. Maar geen van hen kwam op het idee om hier om onderdak of een overnachtingsplek te vragen. Ik had het hier best wel naar m’n zin ๐ ๐ ๐
Golden Bay – wat een armoe
Op weg naar de Wainui Falls reed ik een stukje langs de kustweg van de Golden Bay. Nu weet ik echt wel dat dit stukje van Nieuw-Zeeland dรฉ vakantiebestemming voor veel Nieuw-Zeelanders is, maar als je zo hutje-mutje boven op elkaar op de camping (weliswaar met of juist dankzij alle faciliteiten) langs de kust staat (en langs een best wel drukke doorgaande weg), dan vind ik dat eigenlijk niet meer dan pure armoede. Ongelofelijk dat mensen dat doen, daarin verschilt het niets van Zuid-Frankrijk in het hoogseizoen. Te erg voor een foto. Terwijl je even verderop dit onder handbereik hebt …
Wainui Falls, de toegangsweg daar naartoe was afgesloten, te gevaarlijk. Daar kon ik mij trouwens wel wat bij voorstellen met alle rommel (aarde en struiken) die over de weg waren gespoeld. Een land in beweging.
Als de Wainui Falls zich dan geen bezoek van mij mochten laten welgevallen, dan toch wel de Waikoropupu Springs, of kortweg de Pupu Springs. Kristalhelder water borrelt uit diverse bronnen op. Heilig, zoals zoveel wat uit de aarde opkomt of is in de Maori-cultuur. ‘If knowledge and love are lost, a community is lost forever.’
En dan was ik de tweede dag in Abel Tasman National Park toch terecht gekomen op de camping die ik uitgezocht en geboekt had, de Canaan Downs Campsite. Met een uitzicht dat ook niet verkeerd is. En met een aantal bij de camping horende ‘huisdieren’, de weka (vogel), die het eten van je bord steelt voordat je het erop heb gelegd, oppassen dus. En de bekende zandvliegjes, de Deet werd door mij maar even tevoorschijn gehaald. Verder was het hier de dag van aankomst, na even puzzelen met wind- en zonrichting, ook best wel goed uit te houden. Aangezien ik aan de achterkant van de auto kook, moet ik de wind natuurlijk van voren krijgen.
De temperatuur was fors lager dan eerder aan de kust, ik trok m’n lange broek maar weer aan (helpt ook tegen steken van zandvliegjes ๐).
De kraakheldere avond kondigde het al aan, het zou een koude nacht worden. Er is hier regelmatig midden in de zomer ook nachtvorst.
Zo koud werd het dan net niet, maar het was toch een frisse nacht als voorbode voor een warme, wolkeloze dag. Een dag waarop ik een tweetal wandelingen maakte, naar Harwoods Hole (een natuurlijke schacht van wel 176 meter diep, alleen te betreden door ervaren speleologen met bovendien de meest professionele uitrusting). Ik was gewaarschuwd dat ik mij aan m’n grenzen moest houden. En dat bleek terecht, bij het randje kwam ik niet ๐. Vervolgens naar het Viewpoint, dat was dus een klim naar boven, ook over ongeplaveide wegen, klimmen en klauteren over rotsen. Ik kon merken dat ik niet meer die souplesse van 30 jaar geleden had toen ik soepeltjes van het ene naar het andere rotsblok sprong, het vergde nu meer balanceerkunst van mij. Ook goed om die grenzen te erkennen.
Onderweg in het bos liep ik nog langs het perfecte spiegelmeer, een wondertje.
Weka-succes? Bijna.
Ja hoor, in een onbewaakt ogenblik had een weka mijn broodzak met m’n laatste zes boterhammen uit de achterbak van de auto gesnaaid. Gelukkig had ik best wel stevig brood gekocht en waren de boterhammen dik gesneden, het was dus nogal een vrachtje dat die weka uit mijn grijpgrage vingers moest zien te houden. Het lukte hem dan ook niet z’n buit veilig te stellen, ik was sneller en kon het hem op z’n vlucht weer ontfutselen ๐ ๐. Gelukkig hebben vogels hier in Nieuw-Zeeland de pest aan vliegen en lopen ze liever dan dat ze vliegen (zit in hun dna, van oudsher hebben ze geen natuurlijke vijanden op de grond en wel in de lucht). Vliegend had ik hem waarschijnlijk niet ingehaald.
Ik ben trouwens benieuwd hoe warm (of koud, ’t is maar hoe je het bekijkt) het de laatste nacht hier gaat worden, de wind was vandaag ijzig en de lucht strakblauw. Dat was overdag al best lastig, in de zon brandde ik weg en in de (half)schaduw was het berekoud.
M’n eigen zalm vangen?
Op weg van de ene (centraal/noordelijk) naar de andere camping (kust/oostelijk) in het Abel Tasmanpark reed ik via Anatoki Salmon Cafe vlak onder Takaka. Zou ik m’n eigen zalm gaan vangen en verorberen of zou ik het toch aan mij voorbij laten gaan? Zou ik als niet-visser รผberhaupt wel een vis aan de haak slaan?
Na een koffie (om mij ‘moed’ in te drinken) en nadat ik een rondje rond de zalmvijver had gelopen, kwam ik tot de conclusie dat … Maar lees eerst m’n overwegingen maar. ๐
+ tijdens het rondje dat ik liep, zag ik vele zalmen opgehaald worden; dat stemde dus positief. Gelukkig, zelfs ik zou een zalm moeten kunnen vangen.
– Alles bij elkaar is het wel een gedoe hoor … :
- de hengel uitwerpen zonder iemand te raken of dat het haakje in de takken van de struiken of bomen komt vast te zitten;
- een zalm te vinden die zo dom is in mijn haakje te bijten en te laat zijn vergissing inziet;
- die heftig tegenspartelende zalm dan ‘binnen te halen’;
- mocht dat dan zijn gelukt, dan is de volgende uitdaging om hem uit het schepnet en in de ‘kist’ te krijgen en – het ergste – te ontdoen van z’n haakje;
- beoordelen of de vangst voor mij in m’n uppie niet te groot is: jammer dan, wat je vangt moet je afrekenen (per kilo) en meenemen en mag je niet teruggooien. Dus bij een grote zalm heb ik doodleuk pech;
- die kist dan naar het beginpunt terugsjouwen (plus hengel plus schepnet plus m’n eigen spullen, wat een gesjouw);
- en dan de keuze van bereidingswijze van m’n vangst: grill, gerookt, sashimi etc. (maar dat leek mij nog het kleinste probleem ๐);
- de belemmering die mij echter over de streep trok was recht evenredig met de grootte van de zalm die ik zou (kunnen ๐) vangen: hoe krijg ik in ’s hemelsnaam een zalm van 1,5 ร 2 kilo binnen een redelijke periode op zonder een paar weken alleen maar zalm te eten en het daarna nooit van m’n leven meer te lusten?
Dus ja, ik liet het hengel-haakje-gedoe aan mij voorbijgaan. Maar hoe kon ik toch de ‘salmon-catch-experience’ ervaren? Een lunch van een rijkelijk met zalm gevulde pizza bracht de oplossing. Heerlijk genieten met een glaasje wijn erbij en verder mij aan de rand van het terras verwonderen en verbazen over de inspanningen die de ‘echte’ vissers zich getroosten. Een beetje surrogaat van mij, dat wel, maar dat liet ik langs mij afglijden. Ter compensatie nam ik nog wel een half pond gerookte zalm mee. Dat is te overzien en wat langer te bewaren (en heerlijk met bijvoorbeeld courgette).
Niet moe maar zeer voldaan zette ik koers naar de camping voor die avond … op weg naar de douche die ik al zes dagen ontbeerde. Die douche bleek nog warm te zijn ook. Het was een ‘echte’ camping, niet zo erg als de camping die ik eerder beschreef maar wel een met afgepaste plaatsen en behoorlijk druk. Ook stonden er veel tenten en die zijn toch een stuk gehoriger dan de busjes en campers waar trekkers mee overnachten.
Wat leuk was om te zien was wat Nieuw-Zeelanders meenemen naar de camping: de koelkast, keukenmachine, bbq (zo’n grote), koffie-apparaat etc etc. En natuurlijk de boot. Gelukkig was mijn plek best wel groot, er konden zeker drie maar wellicht ook wel vier van mijn auto’s staan. Ik was dus in de gelegenheid een stukje van mijn plek onder te verhuren aan anderen, zo kon ik de kosten voor deze camping voor mij wat drukken ๐ ๐.