Mijn ogen zijn als wolken
Aan mijn ogen,
dik als wolken,
ontsnapt een traan
die de aarde voedt.
Wordt tot een stroom,
spoelt de zomer weg
die er nooit is geweest.
De duisternis neemt toe
en beperkt mijn blik
Mijn ogen zijn als wolken
Aan mijn ogen,
dik als wolken,
ontsnapt een traan
die de aarde voedt.
Wordt tot een stroom,
spoelt de zomer weg
die er nooit is geweest.
De duisternis neemt toe
en beperkt mijn blik
Bloesem
Een zonnestraal breekt door
breekt de bloesem open,
die zich verbergt in sneeuw,
kou, schijnbare dood, knop.
Zonnestraal breekt de bloem
tot leven.
Bloesem, niet te zien,
maar toch aanwezig.
Lange tijd levend
onder die schijnbaar
doodse deken.
Bloesem, geduldig wachtend
op die ene zonnestraal.
Min 10
Nieuwe blaadjes aan de bomen,
wit, doorzichtig en ragfijn,
zijn er in een nacht gekomen.
Zonnewarmte op mijn gezicht,
een temperatuur van min 10,
doorbraak van het lentelicht.
Wanneer winter-zomer-winter wordt
Verdwaald in de tijd
weet ik niet meer of ik
naar de toekomst ga of
uit het verleden kom.
Ik weet alleen van nu.
Dit moment, deze pijn
doet er straks niet meer toe,
toen niet meer van belang.
Verwaaid in de tijd
weet ik niet van nu, straks.
Toekomst en verleden
beïnvloeden mij niet meer.