Mist
Doelloos dwaal ik
door mijn gedachten.
Flarden van herkenning, soms
een enkele blik,
doelgericht of dwalend,
net als ik.
Zicht op de wereld
is mij ontnomen.
Ik ben niet meer
dan een eenling
in een kleine en
oneindige wereld.
Mist
Doelloos dwaal ik
door mijn gedachten.
Flarden van herkenning, soms
een enkele blik,
doelgericht of dwalend,
net als ik.
Zicht op de wereld
is mij ontnomen.
Ik ben niet meer
dan een eenling
in een kleine en
oneindige wereld.
Op de vlucht
Op de vlucht ben ik
voor jou, je blikken, je vragen.
Op de vlucht ben ik
voor mijzelf, m’n gedachten, m’n dromen.
Op de vlucht, ik weet niet waarheen,
weg vooral, van alles.
Maar ik vergeet dat ik mijzelf meeneem,
ook de herinneringen aan jouw blik.
En ik vergeet dat ik jouw blik niet kan ontvluchten.
Ze zijn deel van mij, ze vormen mijn ik.
Vluchten betekent mijzelf ontkennen,
mijn wezen verwerpen, mijzelf doden …
Gebroken
In mij wellen op
alle tranen van de wereld,
als ik zie, hoor, voel
hoe mensen elkaar
ontkennen, laten lijden.
In mij breekt
een glimlach door
als ik zie, hoor, voel
hoe een mens er is
voor een ander.
Als jij zingt
jij jezelf zingt
midden in de mallemolen
van het leven, geen leven,
als ik dat zie, hoor, voel,
kan ik niet gebroken zijn.
Als de laatste zonnestralen
de aarde liefdevol toedekken,
de nacht het rumoer
van onze daden overmeestert,
leg ik mij neer bij jou
liefste onbekende.
Pas dan delen wij de nacht
onze diepste gedachten, elkaar.
Of niet …
En dromen wij onze eigen droom
alleen, verlaten, eenzaam en gewond.
Onze ziel verduisterd
en met een verstopt hart.
Een hart dat pas weer gaat kloppen,
zich kan openen op het ritme
van jouw levensstroom,
toegang geeft aan jou.
Als de eerste zonnestralen
de aarde tot leven wekken
en duistere dromen verdrijven,
keren wij ons om naar elkaar,
onze blik op de ander gericht,
ons hart vol van de ander.
Midden op het plein
Midden op het San Marcoplein
was ik alleen met een duif.
Wij keken elkaar in de ogen en zagen
niets en niemand dan elkaar.
Wij zeiden tot elkaar:
“Laat ons nu vrede brengen.”
En gingen ieder ons weegs:
de duif in de lucht.
Ik (in een) vlucht.
Mijn huis
Waar jouw ogen de ander zien
daar is mijn huis.
Waar jouw hart de ander voelt
daar is mijn huis.
Waar jouw handen de ander raken
daar is mijn huis.
Mijn huis bestaat niet
uit ondoordringbare muren
uit koude stenen
uit harde hoeken.
Mijn huis bestaat slechts
uit ogen die zien
uit een hart dat klopt
uit liefkozende handen.
In zo’n huis
daar ben ik thuis.
Jij bent mij heilig
Jij,
Jij, je bent mij heilig.
Jouw ogen die zien het onrecht
aan anderen gedaan.
Jouw stem die alleen zwijgt
om dan onmiskenbaar te spreken
niet meer stil te krijgen
dwingend en gedreven.
Jouw hand, die de slag afweert
hulp en ondersteuning biedt.
Jouw oren, die altijd maar luisteren
de ander zijn verhaal laten zeggen.
Ja jij,
jij bent mij heilig.
In gedachten
In gedachten ben ik altijd bij je
als je gaat de voor mij onbegaanbare weg.
Dit pad, voor jou een strakke snelweg,
die weg, voor mij een struikelpad:
stenen, rotsblokken en kloven
maken mij ’t gaan onmogelijk.
Toch ben ik bij je,
ik klop je aderen, tot in je vingertoppen.
Jij leidt mij, tot in de diepste diepten van je ziel.
Toch ben ik bij je,
stook een vuur van onrust in jouw hart,
laat de vlammen van verlangen oplaaien.
Zo ben ik bij je, bij elke stap
die jouw voeten gaan.
Zo reizen wij samen
voor altijd één.
Diep in rotsen gesleten
Diep in rotsen gesleten
stroomt de rivier
die jij werkelijk bent.
Stilstaand water, kolkend water,
eeuwigdurend spel,
schijnbaar harde steen.
Water dat verder stroomt,
rots die blijft,
zijn samen één.
Altijd dezelfde,
altijd nieuw,
altijd anders.
Ik drink het water dat jij bent,
geef mij over
dompel mij onder.
Bevochtig mijn lippen
met een druppel
van jouw levensstroom.
Vannacht
Vannacht ontmoette ik
jou in mijn droom.
Vannacht raakte ik jou,
raak jij mij.
Vannacht ontmoette jij
mij in jouw droom.
Vannacht raakte ik jou
voor eeuwig.
Heb jij mij gezien, vrouw?
Heb jij mij bemind, man?
Hebben wij echt elkaar ontmoet,
of was het alleen onze droom?
Vannacht ontmoeten wij,
onze dromen, elkaar, weer?