24. Blog Nieuw-Zeeland: De zuidkust van het Zuidereiland – zuidelijker kom ik niet

 

03/04-02-2023

Nature never did betray the heart that loved her. -William Wordsworth-

Na een week in Fjordland te zijn geweest (en een nacht met hevige regen, waarbij de grote, uit de bomen vallende druppels wel erg hard op het dak van m’n auto tikten), trok ik weer verder, naar de zuidkust. Bij de kust aangekomen zou ik die langs trekken en geleidelijk weer naar het noorden gaan.

Het landschap zag ik veranderen, de ruige, onbegroeide bergtoppen van het Fjordland begonnen langzaam plaats te maken voor lieflijker en groene (!) heuvels waarop akkerbouw en veeteelt werd bedreven. Ik genoot ervan om de geleidelijke verandering in het landschap zich te zien voltrekken. Onderweg stapte ik natuurlijk regelmatig uit om nog extra te genieten van de karakteristieken van de verschillende uitzichtpunten. Ik bedacht mij dat ik eigenlijk wel een beetje last van m’n korte-termijngeheugen moest hebben om mij elke keer weer te kunnen verwonderen over al het moois dat ik zag, keer op keer alsof het de eerste keer was dat ik een dergelijke indrukwekkende natuur mocht zien. De verwondering bleef.

De eerste nacht verbleef ik op een camping bij Monkey Island. Dat klinkt gek, in heel Nieuw-Zeeland zijn helemaal geen apen. Dus ‘Monkey Island’, hoe zit dat?

Het verhaal gaat dat destijds in deze regio een man leefde die zijn hond Monkey noemde (er waren immers toch geen echte apen op het eiland, dus hij dacht dat veilig te kunnen doen). Zij waren onafscheidelijk en de hond overleed op hoge hondenleeftijd. Na het overlijden van de hond wilde de gemeenschap waarin de man leefde de gedachtenis aan de hond Monkey levend houden. Zij eerden hem met een weg die zij naar de hond vernoemden. Later werd het eiland naar de weg vernoemd en zo ging de aanwezigheid van apen in deze regio een eigen leven leiden.

En er is nog iets merkwaardigs met Monkey Island,  het is alleen met laag water te bereiken. Dus je moet ervoor zorgen dat je er op tijd bent (en ook op tijd weer weg bent). Het leven wordt daar bepaald door de getijden van de zee. Gelukkig is het niet zo ver lopen naar het eiland en is het ook niet zo groot, dus tijdens laag-water een bezoekje brengen zou moeten lukken. Zo Rond 18.30 uur is het eb.

Langs de vloedlijn staand de zonsondergang fotograferen bij opkomend tij was trouwens ook nog best wel een uitdaging … Niet die zonsondergang maar wel dat opkomende tij,  het water kwam soms ineens vijf meter of meer het strand op. Zo snel schoof de vloedlijn op.

Vroeg, dat wil zeggen bijtijds, vertrok ik de volgende ochtend voor mijn langzame trektocht langs de kust richting de volgende camping. Het beloofde een zonnige en hete dag te worden. Slechts één baai verder dan waar ik de afgelopen nacht had doorgebracht, trof ik een kleine baai met een vredig en rustgevend uitzicht. Enkele kampeerders hadden deze plek uitgekozen om te overnachten, je moet het maar weten …

Om in het centrum van Invercargill een koffietentje vinden, dat was toch wel een uitdaging kwam ik achter. Uiteindelijk was het mij wel gelukt …, klaar voor m’n bezoek aan Cape Bluff. Had ik het noordelijkste puntje van het Noordereiland (Cape Reinga, hiervandaan hemelsbreed maar 1403 km naar het noorden) niet kunnen bereiken, het zuidelijkste puntje van het Zuidereiland moest mij toch wel lukken, zeker nu ik er zo dichtbij was. Vanaf Invercargill was het 25 km rijden, dat was te doen én … ik had de tijd. Voor de route had ik het echter kunnen laten, het leek op sommige stukken wel of ik naar de Maasvlakte reed, zo industrieel en ‘chemisch’, staal, pijpen, rails en containers. Het uitzichtpunt stelde op zich ook niet zo veel voor (NB, wel een koffietentje 😀, had ik dat geweten!). Maar goed, ik ben er geweest, weer iets wat ik van m’n ‘lijstje’ kan schrappen 😉. Als ik het niet had gedaan, had ik mij altijd afgevraagd wat ik zou hebben gemist. Eigenlijk dus niets 😀 😃, behalve dan een Taiwanees stel dat hier op huwelijksreis was en de New Zealand Bandits die zich hier verzamelden voor hun wekelijkse zaterdagmiddag op de motor (of hun vergadering 😉).

Het uitzichtpunt op Bluff Hill was dan zeker zo interessant, niet toeristisch maar met een veel indrukwekkender uitzicht.

Was het landschap ten zuiden van Invercargill niet ‘bijzonder’, dat ten westen was het evenmin. Ik reed dus lekker door naar de camping die ik voor de komende nacht op het oog had, geen uitstapjes meer. Had …, deze camping was voor mij niet ‘drie-keer-niks’, hij was zelfs ‘drie-keer-helemaal-noppes-niks’. Waarom? Het was een grote, open en stenige vlakte aan het water die lag te branden in de zon (en dan moest je net deze snikhete en onbewolkte dag hebben). Er was geen enkele natuurlijke beschutting, noch tegen de zon, noch tegen de wind. De enige beschutting die er mogelijk kon worden bedacht was die van de camper of caravan van de buren. Maar dan stond je wel veel te dicht op elkaar. En geen enkele faciliteit. Dus dat ging ik niet doen en moest ik wat anders zoeken. Dat vond ik, weliswaar 100 km verderop en voorbij de lodge waar ik vanaf 5 februari drie nachten zou verblijven, maar wel in een gebied waarvan ik van diverse kanten het advies had gekregen ervan te genieten en er de tijd voor te nemen. Dus was ik helemaal tevreden met mijn bos-/riviercamping met alle ruimte, ruisende bomen en fluitende vogeltjes. Een verademing.