22. Blog Nieuw-Zeeland: Het ‘Lake-District’ van het Zuidereiland – Blijven spugen tot het water hoog genoeg staat
If the land is well and the sea is well, the people will thrive -Maori-wijsheid-
Vandaag zou ik de Nieuw-Zeelandse Alpen achter mij laten (ik bleef er echter nog wel zicht op houden π) en het merengebied van het Zuidereiland binnenrijden. Al na korte tijd reed ik langs de oevers van Lake Wanaka naar de gelijknamige plaats. Ook nu weer op m’n gemakje, want ook deze dag had ik ruimschoots de tijd te genieten van alles wat ik onderweg tegen kwam. Daar moet je gewoon de tijd voor nemen, het de tijd gunnen. Genieten van elke keer een ander uitzicht vanaf de zich langs de randen van het meer slingerende weg.
NB, het waarschuwingsbord (‘Lookout’ met een plaatje van een fototoestel) was volgens mij wel verkeerd. Het moest zijn ‘Look out, sandflies’. π πIk heb toch de deet maar weer tevoorschijn gehaald. π’
Na slechts over een klein heuveltje te zijn gereden kwam ik aan de andere kant daarvan gelijk Lake Hawea tegen. Ik krijg gewoon kippenvel van de schoonheid van de natuur hier. En ook hier slingert de weg zich langs de oevers van het meer.
Wanaka (wat een drukte, maar dan scheen het hier nog mee te vallen vergeleken met Queenstown) bezocht ik voor een aantal boodschappen en wat input voor m’n wandeling(en) de volgende dag. Ik genoot van een rustig lunchplek op het strand (dat strand ligt direct aan het centrum) en reed daarna weer terug naar Lake Hawea naar wat m’n campingplekje aan ‘de oevers van het meer’ zou worden voor de komende twee nachten. Het was weer een ‘commerciΓ«le’ camping, best wel groot en misschien ook wel rumoerig. Maar ik had een plekje gevonden in ‘de boomgaard’, met tussen de bomen door zicht op het meer. Het grappige was, ontdekte ik, dat de ‘unpowered’ campinggasten op deze camping op een aantal gedeeltes vrij mogen gaan staan waar ze willen (“zoek maar een leuk plekje”) terwijl de ‘powered’ (alle caravans, campers etc die stroom nodig hebben) naast elkaar op strak afgepaste vierkante plekken staan. Had ik toch weer even geluk.
Het klinkt misschien wel gek, maar ik zit hier aan het zomerfruit: kersen, abrikozen, nectarine etc. Heerlijk.
De vraag was “Wat zou ik de tweede dag hier gaan doen?”. Er waren zoveel mogelijkheden, drie mooie, soms uitdagende wandelingen, de boom van Wanaka. Te veel om uit te kiezen.
Bij aankomst bij het startpunt van het eerste alternatief, Roys Peak, viel die voor mij af: 16 km retour op hetzelfde pad over een onbeschutte en steile berghelling op een hete, onbewolkte dag. Het uitzicht zal vast schitterend zijn, maar het moet wel leuk blijven. π π
Van een latere ontmoeting met een andere wandelaar begreep ik dat je deze wandeling om 3 uur ’s nachts moet beginnen. Maar zoals gezegd, het moet wel leuk blijven.
Op weg naar de tweede mogelijkheid, Diamond Lake & Rocky Mountain. Die werd het dus, grote voordelen waren de flexibele mogelijkheden wat betreft tijd en afstand en de diverse keuzes die ik nog later kon maken. De eerste ervaringen stelden mij niet teleur. Wat een schoonheid weer, dit meertje is echt een verborgen diamantje. Ik koos het rondje meer ’tegen de klok in’ te lopen (uiteraard). Dat leidde ertoe dat ik vlak voor ik op het hoofdpad zou terugkomen nog enig klauterwerk moest doen. Er was een grote boom over het pad gevallen en ik moest mij tussen de takken door een weg banen, het was een soort omgekeerd in een boom klimmen. Aan de andere kant was het pad netjes afgesloten, bij mij niet (en ik ging natuurlijk niet helemaal teruglopen π).
Deze optie was dus een hele goede beslissing, wat wilde ik nog meer met dergelijke uitzichten?
Tot slot, op de terugweg naar m’n camping, zette ik de meest gefotografeerde boom van Wanaka ook nog even op de foto. Die mag in mijn collectie natuurlijk niet ontbreken. π π Meestal staat die boom helemaal in het water, maar het was zolang droog geweest dat het water in het meer flink was gezakt. Als het water hoger had gestaan was het natuurlijk spectaculairder geweest, maar ik deed het er gewoon mee (in het meer blijven spugen tot het gewenste niveau was bereikt, was ook geen optie. π
Hoe ik die boom had gevonden? Ik had gewoon z’n adres gegoogled, simpel (bomen hebben ook een adres hoor, zeker bekende bomen π).
Het was trouwens ook wel weer eens fijn een dag zonder ‘sandfly-alert’ te kunnen wandelen, staan, zitten, koken, eten en slapen. Zo rustig en zonder de penetrante geur van deet constant om mij heen en aan m’n handen.
Van Wanaka naar Queenstown
Via de Cardrona Valley en Arrowtown, een voormalige Chinese nederzetting ten tijde van de goldrush, en Queenstown reed ik naar m’n camping en uitvalsbasis voor de komende twee nachten.
De Cardrona Valley zelf was (nog) groen, maar de droogte van de laatste tijd had de berghellingen geheel geel gekleurd. En dan een opmerkelijke attractie. als actie voor de New Zealand Cancer Foundation wordt Cardrona ook wel Bradrona genoemd en op ludieke manier onder de aandacht gebracht.
Het Cardrona Hotel, opgericht in 1863, bestaat nog steeds als hotel. Achter de oude voorgevel zijn modern ingerichte hotelvertrekken die het verblijf ludiek Γ©n aangenaam maken. De pas die vanuit de vallei de verbinding met Queenstown legt, de Crown Range Summit, is sinds 2000 de hoogste geasfalteerde weg in Nieuw-Zeeland, eigenlijk niet eens zo hoog met z’n 1076 meter.
Na bezoek aan de voormalige Chinese nederzetting in Arrowton en de hoofdstraat van het plaatsje (ze proberen de sfeer van destijds zo goed mogelijk vast te houden gezien de gevels) vond ik het wel weer eens tijd voor een ijsje. Volgens mij was dat pas het derde of vierde ijsje dat ik in Nieuw-Zeeland consumeerde, dat viel best wel ’tegen’. Een klein voorproefje op Queenstown was het bezoek aan Arrowtown al wel, parkeren is een drama en de diverse bussen met toeristen rijden af en aan.Β Op de camping aangekomen zocht ik gelijk maar even een lekker plekje om ‘meditatief’ te zitten. Volgens mij had ik dat wel gevonden.
Even vreesde ik dat er een grote streep door mijn plannen van de tweede dag rond Queenstown zou gaan. Blijkbaar had ik de vorige dag op enig moment m’n rug zo verdraaid dat ik, de vorige avond al, mij amper kon bewegen zonder pijnscheuten onder in m’n rug. Als je mij zag lopen leek ik wel een ouwe stijve en stramme vent. π’ Het past wel een beetje bij mijn leeftijd, maar ook dat moet je niet overdrijven.
Gelukkig was na het slaapje van het laatste uur vannacht de pijn en stramheid grotendeels weg, een pijnstiller zorgde voor de rest. Zo kon ik, redelijk voorzichtig aan, toch een en ander doen en bleef ik in beweging.
Aan de ’top’ van Lake Wakatipu ligt het plaatsje Glenorchy, startpunt van allerlei mogelijkheden, wat je ook maar doen wilt en welke kant je ook op gaat. De route er naartoe zou ook nog eens schitterend zijn. Dus wat lette mij op weg te gaan die kant op?
En inderdaad kennen de oevers van Lake Wakatipu schitterende uitzichtpunten en vergezichten. Daar genoot ik elke keer weer ontzettend van. Hoe vaak ik niet heb verzucht (nog steeds) ‘Oh, wat mooi’ is niet meer op de vingers van twee handen te tellen.
Vlak voordat ik Glenorchy bereikte bezocht ik de oude nederzetting voor de scheeliet-winning (scheeliet is een mineraal waarnaar vooral tijdens de wereldoorlogen van vorige eeuw grote vraag was). Uiteraard was die nederzetting halverwege een berg, dus steil klimmen beloonde zich op de terugweg met lekker (steil) dalen.
Om een heel andere reden was het goed dat ik naar boven was gelopen. Ik kon goed zien hoe het zand uit de droogstaande vallei tot grote stofwolken werd opgezweept en meegenomen. Laten die stofwolken nu net over een mogelijke camping voor mij voor de volgende nacht heentrekken. Aangezien ik geen zin had om constant te worden gezandstraald en veel zand in m’n eten te vinden, annuleerde ik m’n idee om een rit van 60 km te maken naar die camping (met normaal gesproken een schitterend uitzicht). Ja het was een stukje omrijden voor die mooie camping …
Maar ook tussen de bomen in Glenorchy woei het hard. Zou er een weersverandering op komst zijn?
Uiteindelijk reed ik naar dezelfde camping terug waar ik afgelopen nacht ook was geweest. Niet bijzonder maar voor een nachtje nog wel uit te houden. Ik had dan in ieder geval genoeg benzine om de volgende dag Queenstown te halen voordat ik het Fjordland in zou rijden (en een paar dagen later weer terug te komen). Anders was dat nog maar de vraag geweest…