Mistige morgen

Op een miezerige, mistige morgen
bedrijven miezerige mannetjes
vanuit een mistig politiek idee
verzopen meningen.

Hun eigen miserabele omgeving
is de horizon geworden
van hun beperkte blikveld,
zet een land onder water.

Zij kijken niet verder, want zij kunnen niet,
zij dromen niet verder, want zij willen niet,
een visioen hebben, dat mogen zij niet.

Het volk vergeet
het magische moment
van die doorgebroken,
die zinderende zonnestraal.

De zomerzotheid die
aan die huilerige herfst voorafging,
is uit hun geheugen gewist.

Menselijkheid en mededogen
lossen zo op in een
mistige marginaliteit