God zien

Op weg naar huis zitten we in de trein. Op het laatste moment hebben we hem nog gehaald, na een dag ontdekken, uitproberen en ervaren. Ze kan hard lopen en daarom lukte het net. We ploffen neer op twee plekjes naast elkaar. Zij bij het raam, zo hoort het. Het kind bij het raam. Als we door een lange tunnel rijden, zegt ze tegen de mevrouw tegenover haar dat zij God kan zien. Buiten. Ze is heel overtuigd van haar uitspraak, ze heeft het al eerder tegen mij gezegd die dag. Zij weet het zeker, maar hoe hij er uit ziet, kan ze niet onder woorden brengen. Ze zegt daarom maar dat ze het is vergeten.

Even later rijden we de tunnel uit. Ze kijkt direct over haar schouder naar buiten in de rijrichting van de trein. Dan zegt ze met een heldere stem dwars door de trein heen dat ze God weer ziet. Wel een beetje opgelucht, dat wel.