Gesprek met de woestijn

De woestijn vroeg mij
wat ik graag wilde weten.
Ik aarzelde, een goede vraag
had ik niet zo voorhanden.

Tenslotte vroeg ik hoe
zij kon leven, blijven leven,
met de verzengende hitte van de zon.
met de kou van de nacht,
die elk hart verkilt.
En met de wind, die altijd waaiend
haar steeds maar weer verandert.

Over deze vraag moest de woestijn even nadenken.
zij antwoordde mij toen dat de zon
haar warmt en leven brengt, terwijl de nacht
haar koelt zodat zij niet verbrandt.
Dat de wind, liefdevol,
haar wangen kust en wolken brengt,
waaruit dan soms regen valt en leven komt.

“Jij verandert toch ook voortdurend
terwijl je toch dezelfde blijft?”
besloot zij haar antwoord.

Bij mijn vertrek waste de woestijn
mijn handen in haar zachte, warme zand
en de wind beroerde mijn wang.

Wij hadden elkaar begrepen
en elk van ons droeg de ander in zich mee.